Wat is de toekomst van ruimte in het informatie- en communicatietijdperk?
Infodrome
Ruimtegebruik in het Informatie- en Communicatie Tijdperk
De opkomst van ruimtes voor digitale informatie/communicatiestromen brengt een verandering teweeg in traditionele analoge stedelijke netwerken.
Deze âvirtueleâ ruimtes (internet, telefoon, televisie) beĂŻnvloeden en werken in op âechteâ stedelijke plekken.
Verwerking
van het
Onplanbare
Voorwoord
In dit document wordt ingegaan op de vragen die ontstaan naar aanleiding van de ontwikkelingen in de informatie/communicatietechnologie (ICT) en de interactie daarvan met de stad. Ook wordt aandacht besteed aan de uitdagingen van de planologie in de beginfase van het informatie/communicatietijdperk. Dit discussiestuk is bedoeld als uitgangspunt voor een workshop in het kader van Infodrome, met als onderwerp âhet ruimtegebruik in het informatie/communicatietijdperkâ.
Het document is gebaseerd op het langdurige onderzoek en het vele werk dat wij hebben uitgevoerd met betrekking tot de ontwikkeling van een nieuwe branche in de wereld van ruimtelijke ordening en vormgeving, waarin urbanisme en architectuur worden gecombineerd met informatie/communicatienetwerken en mediaruimtes (âSoft Urbanismâ, âgenetwerkte architectuurâ).
Met deze bijdrage willen we relevante vragen oproepen alsmede een constructieve discussie op gang brengen en ondersteunen in de werkbijeenkomsten van Infodrome.
Elizabeth Sikiaridi en Frans Vogelaar, Hybrid Space Lab, Amsterdam, 1 maart 2000
Issuepaper INFODROME:
Ruimtegebruik in het informatie- en communicatie tijdperk â verwerking van het onplanbare
INFODROME, Amsterdam, maart 2000
Inhoud
1.1 De interactie tussen stedelijke en informatie/communicatienetwerken
1.2 De vermenging van het analoge en het digitale
1.3 âHybrideâ (gecombineerde analoog/digitale) ruimtes
1.4 Het âmediamodelâ
1.5 Historische voorbeelden van de interactie tussen de âruimte van de stromenâ en de âruimte van de plaatsenâ
2.1 âGlobal citiesâ
2.2 Knooppunten / netwerkstad
2.3Â Transformaties van suburbia
2.4 Het elektronische boerderijtje / teledorpen
2.5 Intelligente steden
2.6 De stad waar het gebeurt
2.7 De duale stad
2.8 Het belang van de locatie
2.9 Plannen en bouwen van de netwerkstad
2.9.1 De dynamiek van de netwerkstad
2.9.2 Plannen van voortdurende veranderingen
2.9.3 Flexibiliteit en kwaliteit in de bouw
3.1 Het genetwerkte huis
3.2 Nieuwe soorten huizen
3.3 Nieuwe faciliteiten gerelateerd aan het huis
3.4 Meer ruimte om te leven
3.5 Thuis op mijn draagbare PDA
3.6 âSnelâ leven voor moderne nomaden
3.7 Spreiden van wortels
3.8 De revitalisering van de buurt
3.9 Kwaliteit als een belangrijke factor in de keuze van de woonplaats
4.1 Privatisering van media- en stedelijke ruimte
4.2 Segregatie in de media en in de stedelijke ruimte
4.3 Functieverlies van de stedelijke openbare ruimte
4.4 De markt is de stuwende kracht voor ICT
4.5 De behoefte aan door de overheid gedreven mediaruimtes
4.6 De behoefte aan openbare âhybrideâ ruimtes
5.1 Stedelijke Idensitiesâą
5.2Â Idensitiesâą van de stedeling
6.1.1 De beperkingen van de prognose
6.1.2 Ondersteunen van veranderingen en verwerking van het onplanbare
6.1.3 Ontwikkelen van visies op onze omgeving
6.2 Planologie tussen Laissez-faire en controle
6.3 Zorgen voor infrastructuren
6.4 Het infrastructurele paradigma in de planologie
6.5 âBottom-upâ strategieĂ«n als strategieĂ«n voor de verdediging van pluraliteit
6.6 âKwaliteitscontroleâ
6.7 Versterking van de identiteit
6.8 Imagobeleid
6.9 De âhybrideâ (media- en stedelijke) gebeurteniseconomie
7.1 Verwerken van informatie
7.2 Calculeren van het onvoorspelbare?
7.3 Visualiseren van complexe gegevens
7.4 Informatie toegankelijk maken
7.5 Naar buiten brengen van het proces van de ruimtelijke ordening
7.6 Zorgen voor communicatieruimtes en betrokkenheid van het publiek
7.7 Ondersteunen van een openbare-gebeurtenisindustrie
7.8 Genereren van openbare âhybrideâ ruimtes
7.9 Interfaces tussen publiek en media op het gebied van stedelijke ruimtelijke ordening
7.10 Planologie en de politiek van de toekomst
Samenvatting
Dit discussiestuk wordt ingeleid door een korte schets van de tendensen in de hedendaagse stedelijke groei. ICT draagt ertoe bij dat de stad transformeert in een netwerkstructuur (ânetwerkstadâ). Binnen deze zogenaamde ânetwerkstadâ zien we twee evenwijdige, tegenstrijdige tendensen, namelijk concentratie en deconcentratie van de stedelijke functies.
De grotere keuzevrijheid voor wat betreft locatie, mogelijk gemaakt door ICT, houdt niet in dat het belang van de locatie verdwijnt voor particulieren en ondernemingen; integendeel: locatie wordt steeds belangrijker. De kwaliteit en identiteit van een plek dragen sterk bij tot de aantrekkelijkheid van een locatie. Hetzelfde geldt voor de concentratie van de verbindingen (infrastructuur van vervoer en communicatie).
Informatie/communicatienetwerken en mediaruimtes nemen functies over van het stedelijk organisme (telewinkelen, telewerken, televisie etc.). Toch lost de stad niet op; de stad verdwijnt niet. âEchteâ ruimte krijgt een ander karakter, waarbij de zeer specifieke eigenschappen als omgeving voor directe fysieke ontmoetingen en ervaringen, als generator van het (intuĂŻtief) vertrouwen dat nodig is voor maatschappelijke samenhang, meer naar voren komen.
Boeiender dan de concurrentie tussen de stad als zodanig en de informatie/communicatienetwerken zijn de combinaties: de geheel nieuwe reeks zogenaamde âhybrideâ (gecombineerd analoog-digitale, gecombineerd stedelijke en media-) netwerken en ruimtes die er ontstaan, variĂ«rend van het genetwerkte huis tot de âhybrideâ (media- en stedelijke) ruimtes van de gebeurteniseconomie.
De ontwikkelingen in ICT worden voornamelijk gestuurd door de markt. Als tegenwicht voor de privatisering van ruimtes voor sociale interactie zou de planologie, met haar traditie van aandacht voor het openbare, zich moeten richten op de ontwikkeling van openbare âhybrideâ (âechteâ en media-) netwerken en ruimtes.
Binnen deze nieuwe landschappen van âhybrideâ (âechteâ en media-) netwerken raken de traditionele categorieĂ«n voor het analyseren van de stad achterhaald. Er ontstaat een nieuwe branche in ruimtelijke ordening en vormgeving, waarin urbanisme en architectuur gecombineerd worden met informatie/communicatienetwerken en mediaruimtes. Er moeten nieuwe categorieĂ«n worden geformuleerd voor het onderzoeken en ontwikkelen van de nieuwe âhybrideâ netwerkstad. In deze context stellen wij âidensityâąâ voor als nieuwe benadering van de hedendaagse âhybrideâ netwerkstad.
Er moeten nieuwe strategieën en instrumenten worden ontwikkeld voor het verwerken van de voortdurende transformaties van de netwerkstad, voor het verwerken van het onplanbare. ICT biedt een uitgebreid scala aan werktuigen, niet alleen voor het verwerken maar ook voor het bekend maken van kwesties inzake ruimtelijke ordening. Het ontstaan van deze informatie/communicatieruimtes voor planologische kwesties speelt een belangrijke rol in het proces van de ruimtelijke ordening, doordat ze het mogelijk maken om het publiek erbij te betrekken. De ruimtelijke ordening treedt naar buiten, burgers en (stedelijke) belangengroeperingen krijgen meer invloed op het besluitvormingsproces.
Wij stellen openbare media gebeurtenisruimtes en openbare âhybrideâ (media- en stedelijke) samenwerkingsverbanden voor als infrastructuur voor de planologie, voor het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op onze wereld. Deze communicatieruimtes voor stedelijke kwesties zouden zich kunnen ontwikkelen tot heel belangrijke forums voor de gemedialiseerde, geregionaliseerde en geglobaliseerde politiek van de toekomst.
1.
Voorwoord
De opkomst van ruimtes voor digitale informatie/communicatiestromen brengt een verandering teweeg in traditionele analoge stedelijke netwerken. Deze âvirtueleâ ruimtes (internet, telefoon, televisie) beĂŻnvloeden en werken in op âechteâ stedelijke plekken. Dit interactieproces tussen informatie/communicatienetwerken en de stedelijke omgeving is complex en dynamisch.
Omdat afstand geen rol meer speelt dankzij de informatie/communicatietechnologie is de ruimtelijke nabijheid van de functies minder belangrijk. Tegelijkertijd worden de âruimtes van de stromenâ van informatie/communicatienetwerken aangetrokken door bestaande stedelijke structuren, waarbij ze gegeven centraliteiten ondersteunen en stedelijke differentiatie bevorderen.
De ruimtes van informatie/communicatienetwerken zuigen functies (zoals telewerken, telewinkelen) en macht (zoals economische transacties, politiek) weg uit de stedelijke organismes. In de relatie tussen het stedelijk domein en ICT-netwerken gaat het echter niet alleen om simpele concurrentie.
De verwachting (en vrees) dat stedelijke organismes vervangen worden door de âsofteâ steden van morgen blijkt te simplistisch. ICT absorbeert niet alle functies van stedelijke organismes door ze te onttrekken aan de stad en over te brengen naar telecommunicatienetwerken. De stad verdwijnt niet maar krijgt een ander karakter, in die zin dat de heel specifieke eigenschappen als omgeving voor directe fysieke ontmoetingen en ervaringen, als generator van het (intuĂŻtieve) vertrouwen dat nodig is voor maatschappelijke samenhang, meer naar voren zullen komen.
Hoe interessant het ook is om stedelijke/architectonische ruimte en de ruimte van informatie/communicatienetwerken te beschouwen als concurrerende, zelfs onverenigbare kaders voor sociale interactie, het is productiever om in te zien dat analoge ruimtes steeds meer samensmelten met digitale netwerken.
Steeds vaker hebben we tegenwoordig te maken met deze vage mengsels van het analoge en het digitale, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de miniatuuruitvoeringen van digitale communicatieapparatuur die verwerkt zijn in o.a. horloges of veiligheidsvesten. âIntelligenteâ huishoudelijke apparaten zoals koelkasten die via een netwerk verbonden zijn met uw persoonlijke draagbare informatie/communicatiesysteem (âpersonal digital assistantâ, persoonlijk digitaal assistent of PDA) delen u in de nabije toekomst mede dat de melk op is. Als u niet wilt telewinkelen wijst uw auto u de weg naar de dichtstbijzijnde winkel waar u melk kunt kopen. Genetwerkt behang en genetwerkte deuren maken een integraal deel uit van het systeem van het âintelligenteâ huis. Ze herkennen de eigenaar en verwerken de patronen van zijn vaste gewoontes. Binnenkort vindt u overal âintelligenteâ, genetwerkte materialen en objecten.
We hoeven ons echter niet te verdiepen in science fiction (bijvoorbeeld in de heel aannemelijke toekomstige fusie van drie sectoren van de wetenschap die zich thans zeer snel ontwikkelen â biotechnologie, nanotechnologie en informatietechnologie â en de enorme mogelijkheden die dan te verwachten zijn voor âintelligenteâ, genetwerkte materialen). Nu al zijn we omringd door samensmeltingen van analoge en digitale ruimte, de zogenaamde âhybrideâ genetwerkte ruimtes: op de werkvloer van de effectenbeurs, in onze woonkamer met zijn televisie, in de discotheek met zijn diskjockeys en videojockeys. Bij deze âhybrideâ omgevingen, deze producten van allianties tussen âechteâ ruimte en medianetwerken, gaat het om ambivalente ruimtes die zowel analoog als digitaal zijn, zowel virtueel als materieel, zowel lokaal als globaal, zowel tastbaar als abstract.
Informatie/communicatienetwerken dienen hier beschouwd te worden in hun gehele reikwijdte. Het internet en het World Wide Web van nu zijn niets anders dan vroege vormen van digitale communicatieruimtes. Dankzij de digitalisering beschikken we tegenwoordig over een opeenhoping van verschillende media (televisie, radio, telefoon, internet, Global Positioning Systems).
Netwerkproviders (AOL) fuseren met contentproviders (Time Warner: media / EMI: muziek). Met een PC kunt u tegenwoordig zelf muziek en videofilms maken, en met een paar muisklikken stuurt u ze de hele wereld over. Zodoende krijgen we in de nabije toekomst te maken met een geheel nieuw scala aan massamedia (een-op-vele en een-op-een). Deze acceleratie en proliferatie van de media maakt deel uit van de algemene tendens om over te gaan van een tekstuele op een meer visuele cultuur.
In deze tekst heeft de term âinformatie/communicatietechnologieâ (ICT) betrekking op de technologie die e.e.a. mogelijk maakt; de term âmediaâ verwijst naar de communicatieruimtes die worden ondersteund door deze technologie.
In this text, the term âinformation/communication technologyâ (ICT) will be used for describing the enabling technology, whereas the term âmediaâ will refer to the communication spaces that are supported by this technology.
Een interessant historisch voorbeeld van de complexe interactie tussen informatie/communicatienetwerken en de stad is de ontwikkeling van het telefoonsysteem en de invloed daarvan op het proces van de stedelijke groei. De ontwikkeling van de telefoon heeft bijgedragen tot de verdwijning van de traditionele, gespecialiseerde monofunctionele handelswijken, zoals de vismarkt of de goudsmedenstraat, en heeft het ontstaan mogelijk gemaakt van een multifunctioneel, bruisend stadsleven. Later, toen telefoneren gemeengoed was geworden, net als andere communicatie- en vervoermiddelen (televisie, auto), droeg de telefoon bij tot de suburbanisatie, de scheiding en de spreiding van functies in de voorsteden.
Niet alleen steunen en stimuleren informatie/communicatienetwerken de transformaties van de stedelijke omgeving. Informatie/communicatienetwerken worden aangetrokken door en afgestemd op bestaande stedelijke structuren. De openbare telefooncel bijvoorbeeld, die nu aan het verdwijnen is, stond altijd op een strategisch kruispunt. De keuze van een dergelijke locatie voor de openbare telefooncel versterkte de bestaande centraliteiten van de stad.
De informatie/communicatiesystemen die thans op de markt verschijnen en steeds meer ingang vinden dragen bij tot de ontwikkeling van stedelijke organismes in de richting van een meer heterarchische netwerkstructuur. Toch komen deze informatie/communicatienetwerken overeen met de gegeven logica van stedelijke structuren. Informatie/communicatienetwerken worden aangetrokken door traditionele stedelijke structuren en derhalve bevorderen ze, tot op zekere hoogte, de bestaande centraliteiten.
2.
Transformaties
van de
Stad
Op dit moment zien we een concentratie van macht en vaardigheid in een paar centrale knooppunten, de âglobal citiesâ als belangrijkste internationale financiĂ«le en handelscentra: New York, Londen, Tokio, Frankfurt, ZĂŒrich, Amsterdam etc..
Het voordeel van deze steden is dat directe communicatie ruim voorhanden is: persoonlijk contact nodigt uit tot informele uitwisselingen en wekt het vertrouwen dat nodig is voor leidinggevende functies op hoog niveau. Als vestigingsplaats voor internationale bedrijven nemen ze een dominante plaats in in de verbeelding van het publiek, waardoor ze een symbolische centraliteit verwerven en hun identiteit als âwereldspelersâ versterkt wordt.
Deze steden, of bepaalde delen van deze steden, worden knooppunten binnen de wereldomvattende ruimte van (kapitaal)stromen, waardoor hun invloed toeneemt. Andere locaties, soms aangrenzend, nemen in betekenis af. Deze âglobal citiesâ, of delen daarvan, zijn op wereldwijde schaal nauwer met elkaar verbonden dan met hun onmiddellijke omgeving. Tegelijkertijd maken deze wereldspelers deel uit van een netwerk van knooppunten van verscheidene functioneel en symbolisch gedifferentieerde centra in de ânetwerkstadâ.
De netwerkstructuur plant zichzelf voort in regionale en lokale subcentra. âTraditioneleâ nederzettingen (Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Utrecht, etc.) maar ook ârandstedenâ, hoogontwikkelde gebieden bij kruispunten in de snelwegen, fungeren als knooppunten en zijn verbonden door middel van âmetropolitische corridorsâ (snelwegen, hoofdstraten etc.). Deze ânetwerkmetropoolâ met zijn meervoudige centra maakt deel uit van de keten van de West-Europese verstedelijkte regio, van het uitgebreide netwerk van de Europese âbanaanâ die zich uitstrekt van Manchester en Londen via de Randstad en het Ruhrgebied tot aan de Rijnstreek, en via Zwitserland tot aan de agglomeratie Milaan-Turijn.
Stedelijke organismes veranderen van hiërarchisch gestructureerde systemen bestaande uit centrum en periferie, waarbij de periferie georganiseerd is rond één enkel centrum, in de heterarchie van netwerkorganisaties. De knooppunten van deze netwerkstad zijn functioneel (sterke concentratie) en symbolisch (sterke identiteit) gedifferentieerde knooppunten, die elkaar onderling aanvullen. Dit netwerkpatroon is een open, flexibele structuur met de inherente eigenschap dat het zich makkelijk uitbreidt en nieuwe knooppunten makkelijk laat integreren, volgens uiteenlopende, steeds wisselende patronen van stedelijke groei en transformatie.
Binnen het versplinterde landschap van de interstedelijke periferie verandert suburbia van de monofunctionele âbiotoop van het gesloten, huiselijke, nucleaire gezinâ in een multifunctioneel (lage concentratie, geen identiteit) tussengebied temidden van netwerkknooppunten. De klassieke doorzonwoning in de voorstad, juist in het leven geroepen om âvrouwen en het gezin te isoleren van het economisch leven in de stadâ, wordt getransformeerd tot een âwoon-werkâ basis voor het âpatchworkgezinâ van de telewerker. In het zogenaamde âpostsuburbiaâ met zijn winkelcentra, (privĂ©)kantoorparken, geavanceerde laboratoria enzovoorts vinden we steeds meer een mengeling van functies als wonen, zaken doen, produceren en recreĂ«ren. Deze tendens, het spreiden van functies, wordt gestimuleerd en gesteund door wereldpositioneringssystemen die ons geleiden door de labyrinten van de uitdijende voorsteden.
De concentratie van verbindingen (knooppunten), de stedelijke concentratie van sociale interacties en communicatie, is een doorslaggevende factor bij de locatiekeuze (zie âGlobal citiesâ). Tegelijkertijd, omdat ruimtelijke nabijheid minder belangrijk is dankzij telecommunicatie en zowel particulieren als ondernemingen een grotere keuzevrijheid hebben voor wat betreft vestigingsplaats, is er een tegenbeweging gaande van ruimtelijke spreiding (zie âTransformaties van suburbiaâ).
Naast de mate van aansluiting op wereldomvattende netwerken (medianetwerken, luchtvervoer, hogesnelheidstreinen etc.), gaan âsofteâ aspecten zoals speciale belastingcondities, kwaliteit van de omgeving, (culturele) kwaliteit van het leven en identiteit van een plek een belangrijker rol spelen bij de locatiekeuze, en worden doorslaggevende factoren voor ontwikkeling en economische differentiatie. Nu dat een goede vervoersinfrastructuur en breedbandcommunicatienetwerken in steeds grotere mate overal (in Nederland) beschikbaar zijn krijgen we te maken met het ontstaan van âelektronische boerderijtjesâ en âteledorpenâ met ecologische eigenschappen en de unieke identiteit van een speciale, cultureel-historische âplekâ.
Aangezien innovatie âintens persoonlijk contact en vaste, op vertrouwen gebaseerde relatiesâ vereist hebben innovatieve bedrijven en laboratoria de neiging om samen te scholen in campusachtige kolonies, met een introverte sfeer en een hoge concentratie aan gespecialiseerde communicatie. In de periferie van bestaande steden creĂ«ren âintelligente stedenâ â âtechnopolenâ â gespecialiseerde netwerkknooppunten met de gespecialiseerde identiteit van technologische vernieuwers (Silicon Valley, Route 128, de âtechnopoolâ Montpellier, MĂŒnchen-Martinsried, Freiburg, de Vlaamse taalvallei in West-BelgiĂ«, Eindhoven etc.).
Mediaruimtes (internet, televisie) nemen steeds meer functies (zoals telewerken, telewinkelen) en macht (zoals economische transacties, politiek) over van stedelijke organismes: de verspreiding en bespreking van nieuws, de uitstalling en verkoop van goederen, ruimtes voor spel en festiviteiten waren vroeger verankerd in de stedelijke openbare ruimte; tegenwoordig vinden deze activiteiten steeds meer plaats via radio, televisie, telefoon of internet. Dit proces, het onttrekken van activiteiten aan de stedelijke/voorstedelijke ruimte en het daarmee samenhangende functieverlies van de stedelijke openbare ruimte, is niets nieuws. Het enige nieuwe is de drastische versnelling van deze ontwikkeling op het moment dat bijvoorbeeld e-commerce echt doorbreekt en een bedreiging gaat vormen voor de âechteâ concurrenten, de stedelijke detailhandel, de buurtwinkel.
ICT rationaliseert deze sociaal-economische activiteiten. Deze mediatisering van sociale interactie vraagt om compensatie, in de vorm van ruimtes voor fysieke ontmoetingen en (nieuwe) maatschappelijke rituelen. E-commerce (electronic commerce- elektronische handel) zal een tegenwicht vinden in een analoge atmosferische handel (ons voorstel is het begrip âa-commerceâ â atmospheric commerce, sfeervolle handel). De traditionele winkels zullen niet verdwijnen. Ze zullen een metamorfose ondergaan en fuseren met hun elektronische concurrenten (âhybride detailhandel). De traditionele winkel zal zich specialiseren en overgaan in een gebeurtenis- en festiviteitenruimte, met een sterk symbolische waarde. Het bezoek aan de kruidenier, aan de boekwinkel krijgt de allure van een gebeurtenis.
De stad is reeds bezig om zich te ontwikkelen tot een gebeurtenis- en amusementszone, en de toekomstige âa-commerceâ zal hier alleen maar toe bijdragen. Nu al zien we dat delen van de traditionele binnenstad worden getransformeerd tot openluchtmusea, âbelichamingen van een collectieve herinnering en fantasie, en schijnbeelden of louter weerspiegelingen van zichzelf en hun verledenâ. Ook zien we dat megawinkelcentra zich ontwikkelen tot pretparken, met plaats voor populaire mediagebeurtenis, vrijetijdsvoorzieningen en toeristische attracties (het zogenaamde âretail-tainment, winkel-amusementâ).
Een regelmatig bezoek aan deze stedelijke attractieparken en gebeurtenissteden compenseert de cyber-levenswijze van teleconsumenten, net zoals het binnenwippen op het hoofdkantoor voor groepsvergaderingen en bedrijfsevenementen voor telewerkers fungeert als een ritueel van âerbij horenâ. Bedevaarten naar deze knooppunten met een grote concentratie aan sociale contacten en een sterke symbolische identiteit zal een integraal deel uitmaken van het programma van de âhybrideâ (media- en stedelijke) gebeurtenisindustrie.
Er ontstaat een hele industrie ten behoeve van het âstedelijke attractieparkâ, met stedentrips en âstadssafariâsâ, welke steun biedt aan een âhybrideâ (media en stedelijke) symbolische economie die toerisme, amusement, cultuur en sport omvat. Concurrentie tussen stedelijke lokaliteiten, om een plaats te verwerven op de markt van het massatoerisme en de âgebeurteniseconomieâ van de culturele/media-industrieĂ«n, kweekt een sterke belangstelling voor de productie van stedelijke imagoâs, stedelijke identiteiten en âstedelijke merkenâ.
Steden, of bepaalde delen van deze steden, krijgen een grotere symbolische centraliteit, en daarmee een grotere betekenis. Andere, soms aangrenzende, (delen van) steden daarentegen verliezen hun relevantie en verdwijnen van de geestelijke kaart. Gebieden die dicht om symbolisch en functioneel belangrijke knooppunten van de netwerkstad heen liggen gaan steeds meer een ondergeschikte rol vervullen en worden soms zelfs disfunctioneel (bijvoorbeeld de âprobleemgebiedenâ en woonwijken met maatschappelijke randgroepen die weinig binding hebben met de stedelijke omgeving en met de informatie/communicatienetwerken).
In het onderbroken landschap van de âtapijtmetropoolâ (van de Randstad) is ruimtelijke fragmentatie een spiegel en generator van maatschappelijke segregatie. De woonwijken (âgettoâsâ?) van de buitengeslotenen coĂ«xisteren in schrille maatschappelijke tegenstelling met en vormen een bedreiging voor de aangrenzende âomheinde wijkenâ, de woonwijken die uitsluitend toegankelijk zijn voor de betere en middenklasse, en die bewaakt worden door particuliere beveiligingsdiensten en videocameraâs.
Binnen de netwerkstad zien we momenteel twee evenwijdige, tegenstrijdige stedelijke tendensen: concentratie en deconcentratie van functies. ICT geeft meer vrijheid in locatiekeuze, maar dat houdt niet in dat locatie onbelangrijk wordt. Wel stijgt de aantrekkingskracht van traditionele stedelijke centraliteiten en infrastructurele knooppunten, waardoor de betekenis toeneemt en de heel specifieke differentiaties en profielen van de locaties versterkt worden. Afstand gerekend in kilometers is niet meer relevant, maar afstand gerekend in uren is nog steeds een belangrijke factor voor de keuze van de vestigingsplaats, zowel voor ondernemingen als voor particulieren. En naast de kwaliteit van de infrastructuur (vervoer, communicatie) is het deze vrijheid van locatiekeuze waardoor de (deels symbolische) kwaliteit van een plek aan betekenis wint.
2.9.1 The Dynamics of the Network City
In de voorgaande passages hebben we in het kort beschreven hoe de stad transformeert tot een netwerkstructuur, de zogenaamde ânetwerkstadâ. De heterarchische structuur van de netwerkstad is inherent flexibeler dan het traditionele stedelijke patroon met zijn hiĂ«rarchie van centrum en periferie en zijn uitstralende verbindingen.
Dit netwerkpatroon is een open, flexibele structuur met de inherente eigenschap dat het zich makkelijk uitbreidt en nieuwe knooppunten makkelijk laat integreren, volgens uiteenlopende, steeds wisselende patronen van stedelijke groei en transformatie. Het netwerkpatroon kan zich aanpassen bij en reageren op de aanhoudende structurele veranderingen die teweeg worden gebracht door de dynamiek van een wereldomvattende vrijemarkteconomie. De netwerkstad is voortdurend in beweging.
2.9.2 Plannen van Voortdurende Veranderingen
Bij de ruimtelijke ordening van de netwerkstad worden we geconfronteerd met voortdurende veranderingen. Planologie is het (duurzame) beheer van de asynchrone groei en regeneratie van de elementen uit het stedelijke netwerk.
Daarom dienen bij de ruimtelijke ordening strategieën en instrumenten onderzocht en ontwikkeld te worden om veranderingen te ondersteunen, om de aanhoudende processen van stedelijke groei en transformatie te stimuleren, makkelijker te maken en op elkaar te laten aansluiten.
2.9.3 Flexibiliteit en Kwaliteit in de Bouw
Aandacht dient te worden besteed aan een heel scala van flexibele oplossingen in de bouw, zoals het aanpassen van bestaande gebouwen, het ontwikkelen van flexibele bouwmethodes, bouwen met lichte, geprefabriceerde flexibele bouwsystemen, hergebruik van bouwmaterialen enzovoorts.
Nu dat echter de kwaliteit van de omgeving een belangrijk argument wordt voor de keuze van een locatie (zie boven) dient flexibiliteit te worden afgewogen tegen de behoefte aan kwaliteit. Dit geldt met name voor Nederland, waar de traditie van goedkope bouwtechnieken niet alleen zeer positieve maatschappelijke effecten heeft gehad (sociale woningbouw), maar ook geleid heeft tot een gebrek aan hoogwaardig onroerend goed.
3.
@ Thuis
Het huis wordt steeds meer een âintelligenteâ ruimte (met geperfectioneerd energiemanagement en veiligheidscontrole), een genetwerkte plek (uw koelkast controleert de melkvoorraad, uw televisie bestelt nieuwe films, de telewerkplek maakt een integraal deel uit van uw flat) en een controlemodule (telezorg en telemedicatie voor bejaarden).
Omdat het huis steeds meer de basis wordt voor niet-privé activiteiten, zoals telewerken of videoconferencing, dient de verdeling van de ruimtes in het huis aangepast te worden.
Er worden reeds huizen ontwikkeld (voor telewerkers of zelfstandig ondernemers) die deels ontworpen zijn volgens het voorbeeld van de traditionele ambachtslieden- of winkelierswoningen, met hun combinatie van en indeling in werkplek en privé-vertrekken. Met deze nieuwe typen huizen wordt ingespeeld op de vereiste nieuwe verdeling van privacy tussen de werkruimte en het privé-gedeelte (met bijvoorbeeld niveauverschillen tussen de privé- en semi-openbare ruimtes). Ook is er sprake van differentiatie voor wat betreft de aansluiting op de openbare weg, zoals bijvoorbeeld twee verschillende ingangen, een voor het gezin (privé) en een voor klanten (semi-openbaar).
Nieuwe faciliteiten zoals vergaderzalen, ruimtes met gespecialiseerde ICT-apparatuur of kleinschalige, gedecentraliseerde distributiecentra voor telewinkelen, zullen ofwel worden geĂŻntegreerd in de nieuwe âwoon-werkâcomplexen en flatgebouwen, ofwel deel uitmaken van een nieuwe wijkgebonden infrastructuur (genetwerkte buurtcentra, zie onder).
We zullen langer thuis kunnen blijven. ICT-toepassingen, zoals telebewaking van patiënten, telemedicatie of gespecialiseerde zorgrobots geven bejaarden de mogelijkheid om zelfstandig in hun eigen huis te blijven wonen.
En nu het huis steeds meer het middelpunt wordt van allerlei heel verschillende activiteiten, nu we meer tijd thuis doorbrengen, krijgen we behoefte (met name in Nederland) aan grotere huizen. De bestaande tendens om per persoon meer ruimte te bieden zal sterker worden. Uiteraard wordt deze tendens gecompenseerd door de reeds zichtbare afname van de ruimte die nodig is voor andere functies zoals bijvoorbeeld kantoren of winkels, aangezien deze âvirtueel wordenâ (telewerken, e-commerce).
Het echte âhuisâ van de flexwerker is echter mobiel. Het is zijn persoonlijke draagbare informatie/communicatiesysteem (âpersonal digital assistantâ, persoonlijke digitale assistent oftewel PDA) waarmee hij de berichten van zijn koelkast ontvangt en communiceert met zijn teleklanten. Dit draagbare apparaat is de sleutel tot de (virtuele) referentieruimte van de informatiewerker, en brengt continuĂŻteit in zijn leven. Het huis is gewoon een op afstand bestuurde basis.
However, the real âhomeâ of the flexi-worker is mobile. It is his personal portable information/communication system (âpersonal digital assistantâ or PDA) through which he can get the messages the refrigerator sends and communicate with his tele-clients. This portable device is the key to the (virtual) reference space of the information-worker, bringing continuity into his life. The house is just a remote-controlled unit.
Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat de ruimtelijke mobiliteit toeneemt. Er worden nieuwe woonmogelijkheden ontwikkeld, zoals âsnelâ leven voor de moderne nomade in de global cities of volledig uitgeruste âwoon-werkâbungalows voor de âvakantiewerkerâ. De tendens van het âflex-wonenâ vraagt om een dynamischer, flexibeler woningmarkt.
En uiteraard vraagt de algemene versnelling om compensatie, door ook de tegengestelde tendens te versterken. Aangezien maatschappelijke mobiliteit en flexibiliteit in het werk niet resulteren in ruimtelijke mobiliteit, aangezien verhuizen niet nodig is bij een verandering van baan, zou het huis een heel persoonlijk toevluchtsoord kunnen worden, de veilige haven van continuĂŻteit in het hoogst wisselvallige leven van de âflexwerkerâ. Een sterke behoefte aan privacy en afzondering zou (in ieder geval voor een overgangsperiode, tot ons waanemingsvermogen zich heeft aangepast) een reactie kunnen zijn op de toenemende hoeveelheid informatie die wij allemaal krijgen te verwerken.
De banden met de nabije plaatselijke gemeenschap zouden verstevigd kunnen worden. Als mensen niet verplicht zijn te verhuizen vanwege een nieuwe baan ontwikkelen ze vastere banden, gaan ze zich sterk identificeren met de plaatselijke gemeenschap. Naarmate ze dagelijks minder hoeven te pendelen zien we een revitalisering van het plaatselijk leven, met name bij gezinnen met kinderen.
Naast hun âvirtuele gemeenschappenâ op internet willen veel mensen het gemeenschapsgevoel ervaren in hun eigen wijk. Dit gebruik van de openbare ruimte in de omgeving van de woning is niet essentieel, het is een keuze. Als de buurt aantrekkelijk is zal men er vrijwillig voor kiezen om activiteiten hier te laten plaatsvinden. En aangezien een levendige buurt aantrekkelijker is zal activiteit andere activiteiten aantrekken.
Naarmate de keuzevrijheid voor wat betreft vestigingsplaats toeneemt worden de voordelen en nadelen van een bepaalde wijk belangrijker. De kwaliteit van een omgeving wordt voor particulieren een steeds belangrijker factor voor de keuze van de woonplaats. Onder kwaliteit valt de kwaliteit (en de grootte) van de woning zelf, de kwaliteit van de omgeving, de kwaliteit van de openbare ruimte en de kwaliteit van het maatschappelijk leven in de wijk.
4.
Openbare Ruimte Nu
Vandaag de dag zijn we getuige van een crisis met betrekking tot de openbare ruimte. We zijn getuige van de privatisering van de ruimtes voor sociale interactie. De zich ontwikkelende massamediaruimtes en stedelijke ruimtes worden steeds meer geprivatiseerd en worden steeds exclusiever.
De stedelijke openbare ruimte implodeert tot particulier beheerde en commercieel geëxploiteerde binnenruimtes, zoals overdekte winkelcentra en atriums. En al deze ontwikkelingen hebben hun tegenhanger in cyberspace: hier heeft men een paspoort nodig om beveiligde woonwijken of clubs binnen te komen, daar heeft men een wachtwoord nodig om te kunnen communiceren.
De medianetwerken zijn segregatieve ruimtes: Internet en digitale televisie zijn niet beschikbaar voor degenen die geen geld hebben voor de noodzakelijke infrastructuur van hard- en software, voor de maandelijkse aansluitkosten, laat staan beschikken over de toegangsbeheersmechanismes of de vereiste technische vaardigheden. De maatschappelijke kloof tussen deze niet-tastbare exclusieve mediadomeinen en de imploderende uitdijing van de steden wordt steeds groter.
De segregatieprocessen in de mediaomgevingen zijn niets anders dan de benadrukking van tendensen die zich manifesteren in de âechteâ ruimte, met het scheppen van woonwijken die uitsluitend toegankelijk zijn voor de betere en middenklasse, naast hun tegenhangers, de wijken waar de âbuitengeslotenenâ wonen, de maatschappelijke randgroepen.
Dit functieverlies van de stedelijke openbare ruimte als gevolg van de privatisering wordt verergerd door de overheveling van activiteiten van (semi-)openbare domeinen naar particuliere binnenruimtes: met behulp van de moderne technologie kan er gewerkt worden in het comfort van uw eigen woonkamer (telewerken), terwijl u om boodschappen te doen niet afhankelijk bent van een bezoek aan en praatje met uw plaatselijke kruidenier (telewinkelen). Met de rationalisering van deze activiteiten wordt de sociale interactie gereduceerd tot haar functionele componenten.
ICT wordt aangestuurd door de markt. Niet alleen de hardware en de software, maar ook de netwerken zelf worden ontwikkeld en beheerd door particuliere ondernemingen. De rijksinstellingen zijn te laat. Wanneer de overheid zou trachten de leiding te nemen over deze uiterst dynamische, innovatieve sectoren zou in elk geval het gevaar bestaan dat men een disfunctionele rol zou ontwikkelen (denk maar aan âMinitelâ, dat ontwikkeld en gelanceerd werd door de Franse staat).
Ook is het moeilijk voor de rijksoverheid om normen te stellen voor deze zo dynamische en flexibele markt, zeker met de verwachte proliferatie en diversificatie van producten die mogelijk wordt gemaakt door de fabricage op afroep, hetgeen halsoverkop zal toenemen.
De informatie/communicatienetwerken worden beheerd door particuliere ondernemingen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het wegennetwerk. Toch bestaat er ook een behoefte aan openbare voorzieningen, om het publiek toegang te geven tot informatie en niet-particulier beheerde communicatieomgevingen.
Op dit keerpunt, terwijl de wereldmarkt steeds verder overheerst wordt door informatie/communicatiegiganten, bestaat er een behoefte aan invloed van het publiek op de mediaruimtes, aan een âmaatschappelijke invulling van telematicaâ. Het is cruciaal dat er een meer openbare dimensie komt in deze communicatieomgevingen.
Het is noodzakelijk dat er onafhankelijke openbare informatie/communicatienetwerken worden ontwikkeld, die bijdragen tot een openbare, meer pluralistische communicatie (âvan beneden afâ in plaats van âvan boven afâ).
Deze digitale informatie/communicatieruimtes zouden gecombineerd moeten worden met openbare stedelijke/architectonische ruimtes, openbare interfaces die ook toegankelijk zijn voor de âniet-aangeslotenenâ, waardoor âhybrideâ (digitale en âechteâ) ruimtes ontstaan voor sociale interactie.
We zouden openbare âhybrideâ interfaces (media en stad) moeten ontwikkelen, die mediaomgevingen toegankelijk maken voor iedereen, waarbij iedereen ook de mogelijkheid heeft om invloed uit te oefenen (uit te zenden) vanuit de eigen wijk in de stad. Deze grensvlakken van publiek, media en stad geven aansluiting op de âvirtueleâ mediawerelden. Deze schakel tussen wereldomvattende mediaruimte en een lokale plek, met interfaces in de openbare stedelijke ruimte, zou een tegenwicht vormen voor de voortschrijdende privatisering in zowel de stedelijke als de mediaruimte.
5.
Categorieën
voor de
Verwerking
van de
Stad
In de tegenstrijdige dynamiek van de netwerkstad met zijn antithetische tendensen van concentratie en decentralisatie, van functionele vermenging en segregatie, zijn de traditionele termen van ruimtelijk onderscheid niet langer van toepassing. CategorieĂ«n als âcentrumâ tegenover âperiferieâ, âlandschapâ tegenover âstadâ, âfunctionele zoneringâ zoals wonen, werken en recreĂ«ren, raken in dit versplinterde stedelijke landschap achterhaald.
De polariteit van privĂ©- (huiselijke) tegenover openbare ruimte valt uiteen. Openbare en privĂ©- (huiselijke) omgevingen vermengen zich met elkaar en vervagen in de versmelting van media- en âechteâ ruimte: bijvoorbeeld in de âhybrideâ ruimtes van de in het openbaar uitgezonden privacy van âreality TVâ en âBig Brotherâ, of in de aandacht van de media voor oorlog waarmee inbreuk wordt gemaakt op de rust van onze eigen woonkamer.
Om inzicht te krijgen in deze samensmeltingen, deze superpositie en de interacties van media- en âechteâ stedelijke ruimtes, introduceren we de nieuwe term âidensityâąâ, ter vervanging van de verouderde conventionele termen van het ruimtelijk onderscheid. âIdensityâąâ maakt geen verschil tussen informatie/communicatienetwerken en stedelijke/architectonische omgevingen, en vormt een geĂŻntegreerd model voor de benadering van de âhybrideâ (media- en âechteâ) ruimte in het informatie/communicatietijdperk.
Het âidensityâąâ-model biedt plaats aan de grootst denkbare verscheidenheid aan toekomstige (communicatie)ruimtes:
â van de âtele-aanvoereenheid in de plaatselijke wasseretteâ, een openbare infrastructuur voor telewinkelen, tele-onderwijs of teledemocratie (zie onder),
â tot nieuwe âclubâfaciliteiten die ruimte bieden aan âhybrideâ (media- en âechteâ ruimte) gebeurtenissen op een grotere stedelijke schaal (zie onder),
â of de gecombineerde media- en âechteâ ruimte van uw bank, die zichzelf bij het telebankieren presenteert met de bedrijfsidentiteit van haar âechteâ materiĂ«le gebouw, terwijl de representatieve ingang van haar hoofdkantoor voorzien is van een high-touch architectonische ruimte met de mediaruimtes van haar aanwezigheid op het net, in de vorm van monitors, projecties etc. (breng maar eens een bezoek aan uw bank).
Deze nieuwe term, âidensityâąâ, wordt gebruikt voor het beschrijven en analyseren van de communicatieruimtes van de op handen zijnde ânetwerkmaatschappijâ, een maatschappij die niet zozeer gebaseerd is op de traditionele, relatief statische structuren van het thuishoren in het gezin, het bedrijf of de staat, maar meer op de flexibele, dynamische, steeds veranderende netwerken van uitwisseling en communicatie. De discussie over de stad verschuift hierdoor van het morfologische niveau van een formele beschrijving van de netwerkpatronen in de ânetwerkstadâ naar een meer geĂŻntegreerd structureel inzicht in de netwerken van de ruimtes voor sociale communicatie.
âIdensityâąâ is een samengestelde term, bestaande uit een combinatie van het woord âdensityâ, de dichtheid van de verbindingen in echte (stedelijke) en âvirtueleâ (media-) communicatieruimtes, en het woord âidentityâ, identiteit. Het is echter niet slechts een optelling van deze twee termen, het is meer een samensmelting, want âidentityâ wordt geĂŻnverteerd en gekoppeld aan communicatie: âidentityâ wordt gedefinieerd door connectiviteit.
Bij âidensityâąâ gaat het niet alleen om de âscherp omlijnde identiteit, de bijzonderheid, de individualiteit van de traditionele plaatsen of steden (zoals centra en monumenten)â maar ook om de gelaagde âidensityâąâ van de ânon-lieuxâ (âniet-plaatsenâ) die met name te vinden zijn in het domein van mobiliteit en consumptie (luchthavens, hotels, winkelcentra, wegrestaurants etc.). Zodoende kan âidensityâąâ betrekking hebben op de âgenerieke stedenâ, waar deze zelfde (ketens van) winkels, snackbars etc. opduiken, waarbij de plaatselijke verschillen worden gladgestreken en plaatsen over de gehele wereld uitwisselbaar worden. âIdensityâąâ slaat niet op de kwaliteiten van een object, maar beschrijft een veld van bijeengevoegde communicatieruimtes: de merkruimte van het winkelketenfiliaal, de symbolische ruimte van het traditionele gebouw waarin de winkel gehuisvest is, de mediaruimte van het telewinkelen, de communicatieruimte van de GSMâŠ
In het laatste jaar van de 20e eeuw werd in Nederland een grote campagne gelanceerd: op de meeste aanplakborden in zowel grote als kleine steden verklaarden mannen en vrouwen, jongeren en bejaarden â de gemiddelde Nederlander â âIk ben Benâ. Het ging hier niet om een massale identiteitscrisis, maar om een reclamecampagne voor de introductie van een nieuwe mobiele telefoondienst genaamd âBenâ, die gericht was op de gehele bevolking. Wat deze op een simpel woordspelletje gebaseerde slogan tot zoân interessante expressie van de moderne tijd maakt is de definitie van identiteit (Ik ben) als connectiviteit (âBenâ: de netwerkprovider). De âidensityâąâ van de stedeling gedefinieerd als de concentratie van de (bijeengevoegde media-/âechteâ) communicatieruimtes.
In februari 2000 kondigde men aan: âIk Ben een jaarâ.
âHet nieuwe imago van de Mens ziet er ongeveer zo uit: we moeten ons een netwerk van intermenselijke relaties voorstellen, een âveld van intersubjectieve relatiesâ. De draden van dit web moeten worden gezien als kanalen waardoor informatie (ideeĂ«n, gevoelens, bedoelingen, kennis etc.) stroomt. Deze draden worden tijdelijk geknoopt en vormen dan wat wij âmenselijke personenâ noemen. Alle draden samen vormen het concrete terrein van het leven, de knopen zijn abstracte extrapolaties. [ âŠ] De dichtheid van het web van intermenselijke relaties verschilt van plek tot plek binnen het netwerk. Hoe groter de dichtheid, des te âconcreterâ zijn de relaties. Deze dichtbezette punten vormen golfdalen in het veld [âŠ] De golfdalen oefenen een âaantrekkingskrachtâ uit op het omringende veld (trekken het mee hun gravitatieveld in), zodat steeds meer intermenselijke relaties vanuit de periferie naar binnen worden getrokken. [âŠ] Deze golfdalen worden âstedenâ genoemd.â (V. Flusser, âDie Stadt als Wellental in der Bilderflutâ, 1990.)
De term âidensityâąâ is een conceptueel instrument voor het onderzoeken en ontwikkelen van ruimte in het informatie/communicatietijdperk.
6.
Strategieën
6.1.1 De beperkingen van de prognose
Door de versnelling van de technologische vernieuwing, abrupte veranderingen binnen de wereldwijde economische en politieke orde, individualistische levenswijzen en een opeenvolging aan sterk uiteenlopende soorten woonruimte/panden zijn stedelijke/regionale ontwikkelingen hoogst onvoorspelbaar.
Het modernistische geloof in (wetenschappelijke) methoden voor het voorspellen van stedelijke fenomenen blijkt maar al te vaak misplaatst te zijn. Met betrekking tot ontwikkelingen in ICT zijn de beperkingen van de prognose nog opvallender: de radicale doorbraak van de PC en internet waren niet voorspeld.
6.1.2 Ondersteunen van Veranderingen en Verwerking van het Onplanbare
Wanneer de prognostische instrumenten het laten afweten moeten we de mogelijkheden en de mechanisme van de planologie heroverwegen, evenals de rol van de staat als âactorâ, âinfrastructurele agentâ of âkwaliteitscontroleurâ binnen het proces van de ruimtelijke ordening.
We moeten langetermijninstrumenten ontwikkelen (duurzaamheid) alsmede flexibele kortetermijnwerktuigen (bijvoorbeeld speciale experimentele zones, etc.) om de dynamiek van de groei op te vangen.
Daarom dienen bij de ruimtelijke ordening strategieën en instrumenten onderzocht en ontwikkeld te worden om de veranderingen te verwerken, om de aanhoudende processen van stedelijke groei en transformatie te stimuleren, makkelijker te maken en op elkaar te laten aansluiten, om steun te bieden aan de meervoudige krachten waardoor onze omgeving wordt gevormd.
Ruimtelijke ordening dient te inverteren, te veranderen in het verwerken van het onplanbare. Toch zullen we in deze tekst duidelijkheidshalve de term âruimtelijke ordeningâ blijven gebruiken (in plaats van de wellicht passender term âruimtelijke ont-ordening).
6.1.3 Ontwikkelen van Visies op onze Omgeving
Het verwerken van veranderingen is niet alleen het reguleren van aanhoudende veranderingen, in aansluiting op en reagerend op het vrijemarktmechanisme. Door openbare communicatieruimtes te verschaffen voor de verwerking van het ânieuweâ kan de ruimtelijke ordening strategieĂ«n ontwikkelen om de markt te âbespelenâ.
Urbanisme zit gevangen in een dilemma: ofwel proberen de droom van de almacht van de ruimtelijke ordening te verwezenlijken, ofwel aanvaarden dat men machteloos is tegenover de krachten van de markt: aan de ene kant het modernistische geloof in wetenschappelijke methodes voor het vaststellen en reguleren van de stedelijke fenomenen die gehele steden verstoren, aan de andere kant het neoliberale standpunt dat zwicht voor de belangen van de privatisering en verklaart dat de dynamiek van de markt de enige legitieme determinant is voor de stedelijke ontwikkelingen.
Gezien de huidige consequenties van de beide standpunten dienen er nieuwe strategieën te worden ontwikkeld voor publieke interventie in de stad.
Bij de interventies in de âruimtelijke ordeningâ (misschien moeten we eens een passender term bedenken) gaat het niet om de controle over en bepaling van de ruimte, maar om het zorgen voor infrastructuren, het uitbreiden van de terreinen waarop interactie plaatsvindt van de meervoudige krachten, het reservoir voor de selectieprocessen die nodig zijn voor de stedelijke sociaal-economische transformaties.
Op basis van het âidensityâąâ-model dienen instrumenten ontwikkeld te worden voor het reguleren van de concentratie (van verbindingen) in stedelijke en mediacommunicatieruimtes (infrastructuur en interfaces), teneinde de verschillen tussen de knooppunten van de ânetwerkstadâ te benadrukken en de samenhang van de âduale stadâ te versterken.
Door zich in het domein van de infrastructuren te mengen kan de ruimtelijke ordening ook hun concept overnemen en hun paradigma volgen. Ruimtelijke ordening zou een inherent flexibele benadering inhouden, waarbij meer mogelijkheden worden gecreëerd voor sociale interactie en nieuwe wegen worden geopend voor stedelijke ontwikkeling. Bij urbanisme zou het derhalve niet gaan om het vormen, toewijzen of vaststellen van plaatsen, maar om het scheppen van ruimtelijke kaders die een verscheidenheid aan onvoorspelbare ontwikkelingen mogelijk maken en versterken.
âBottom-upâ strategieĂ«n kunnen worden gebruikt om de innovatieve kracht van de stedelijke omgeving te versterken. In plaats van eerst het wereldwijde resultaat van de interactie vast te stellen en vervolgens de noodzakelijke relatie tussen de elementen te bepalen, teneinde die interactie te realiseren (hetgeen een âtop-downâ benadering zou zijn), dienen er simpele regels te worden ontwikkeld voor een stel onafhankelijke elementen: wat er te voorschijn komt uit de interactie van deze elementen blijft open. Volgens biologische modellen kunnen deze velden waarop interactie van meervoudige krachten plaatsvindt als reservoir dienen voor de selectieprocessen welke benodigd zijn voor stedelijke transformaties.
Naarmate de keuzevrijheid voor wat betreft locatie toeneemt worden de voordelen dan wel nadelen van een bepaalde lokaliteit belangrijker. Naast een goede infrastructuur op het gebied van ICT en vervoer is de kwaliteit van een omgeving een cruciale factor met betrekking tot de locatiekeuze, zowel voor particulieren als voor ondernemingen.
De kwaliteit van de bebouwde omgeving, de kwaliteit van de openbare ruimte, de kwaliteit van het milieu, maar ook de vernieuwende kracht van een omgeving (zie boven) en de identiteit van een plek (zie onder) dienen erkend te worden als belangrijke factoren met betrekking tot locatiekeuze, en dienen derhalve aan de orde te komen. Nederland, met zijn traditie van goedkoop bouwen en zijn onafgebroken stedelijke landschap, zou een âkwaliteitsbeleidâ moeten ontwikkelen (en niet alleen een beleid gericht op gelijkheid).
Door het versterken van hun identiteit verwerven steden een plaats op de wereldwijde markt en de mogelijkheid om daar te concurreren. De ondersteuning en de bescherming van de identiteit van een plek (bescherming van het culturele landschap bijvoorbeeld) zijn daarom belangrijke punten in de ruimtelijke ordening.
Het âidensityâąâ-model kan niet alleen gebruikt worden voor de scherp omlijnde identiteit van historische plekken, maar ook voor de gelaagde identiteiten van de hedendaagse âgeneriekeâ stad.
Lokaliteiten versterken hun imago door hun identiteit te benadrukken en aan te prijzen. Steden ontwikkelen een imagobeleid en brengen âstedelijke merken â over. Zodoende strekt ruimtelijke ordening zich ook uit tot het aanprijzen van plaatsen, tot het ontwikkelen en overbrengen van stedelijke imagoâs.
Mediaruimte (televisie, internet) is een belangrijk communicatiemiddel in deze campagnes voor het stedelijk imago. Mediaruimte vormt het beeld van âechteâ stedelijke ruimte en oefent derhalve een sterke invloed uit op de âechtheidâ van de (stedelijke) plaats.
Deze imagocampagnes voor âplaats-marketingâ worden ontwikkeld in een strategische samenwerking tussen particuliere en publieke actoren. Deze mediacampagnes vormen een integraal deel van de programmaâs van de âhybrideâ (media- en stedelijke) âgebeurteniseconomieâ (zie De stad waar het gebeurt). Samen met particuliere ondernemingen en instanties kan het stedelijk bestuur daarom een meer publieke dimensie aanbrengen in de âhybrideâ (media- en stedelijke) gebeurtenisindustrie.
7.
ICT/Media
en de
Transformaties
van de
Planalogie
ICT kan helpen bij het verwerken van de uiterst complexe en dynamische informatie welke betrekking heeft op de aanhoudende ruimtelijke ordening van onze omgeving. In ruimtelijke ordening gespecialiseerde âexpertsystemen â bijvoorbeeld, met geĂŻntegreerde regelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening, simuleren en ondersteunen het besluitvormingsproces van de planologen.
ICT is onmisbaar voor de verwerking van de zeer complexe en dynamische gegevens die nodig zijn voor een duurzame ruimtelijke ordening van onze omgeving.
Desalniettemin mag ICT niet worden aangezien voor een prognostisch instrument, ook al verleent het feit dat de technologie gebaseerd is op wiskundige bewerkingen er een zekere objectiviteit, een zekere geloofwaardigheid aan. Bij het ânieuweâ is altijd sprake van integratie van onverwachte factoren, en er kunnen geen voorspellingen worden gedaan door gewoon bestaande gegevens te extrapoleren en te combineren. Daarom voorziet de huidige ICT in beperkingen als middel om prognoses te stellen.
ICT kan helpen bij het begrijpen â en daarmee het verwerken â van zeer complexe gegevens. Het visualiseren van abstracte numerieke informatie in schemaâs bijvoorbeeld gebeurt dankzij ICT met een simpele muisklik. ICT maakt het mogelijk om samengestelde gehelen van onderling verbonden (x-dimensionele) informatie op een visuele manier te rangschikken.
Virtual Reality (VR) is een technologie die de gebruiker onderdompelt in zijn gewaarwordingen, waardoor hij kan navigeren in en direct kan reageren op een door de computer gegenereerde ruimtelijke omgeving. Virtual Reality ontwikkelt zich tot en heel belangrijk instrument voor planologen, omdat het simulaties kan verzorgen van stedenbouwkundige projecten, die bijvoorbeeld beleefd kunnen worden in de speciale onderdompelende omgevingen, de zogenaamde âCAVEsâ, of via internet (genetwerkte VR).
Virtual Reality maakt het mogelijk om samen te werken binnen een team van deskundigen. Als krachtig visualisatiemiddel kan Virtual Reality ook worden gebruikt om projecten aanschouwelijk te maken voor leken, en om het publiek te betrekken bij het proces van de ruimtelijke ordening.
Informatie/communicatienetwerken maken het mogelijk om informatie te verschaffen en om de communicatie open te stellen voor het publiek, in het kader van de tendens om de natie doorzichtiger te maken. Door middel van informatie/communicatienetwerken (World Wide Web) hebben burgers bijvoorbeeld toegang tot âexpertsystemenâ, of kunnen ze simulaties bekijken van (projecten over) de stedelijke omgeving.
ICT zorgt niet alleen voor een meer open externe communicatie met het publiek (internet) maar ook voor een doorzichtiger interne communicatie binnen het kader van de planologische instituten (Intranetten). Dit verstevigt de tendens om de institutionele hiërarchieën af te vlakken. Ook versterkt het de banden tussen de verschillende overheidsinstanties op landelijk niveau, en stimuleert het de grensoverschrijdende samenwerking (bijvoorbeeld ten behoeve van de ruimtelijke ordening van grensstreken). De planologische instituten zullen zich moeten aanpassen en herstructureren.
Net zo als de op internet beschikbare consumenteninformatie de consumentenorganisaties meer macht geeft (vergelijken van prijzen, controleren van kwaliteit etc.), zo heeft het feit dat burgers toegang hebben tot informatie over kwesties inzake ruimtelijke ordening een stimulerend effect op de vorming van stedelijke belangen- en pressiegroepen. Naarmate leken dankzij visualisatietechnieken als computersimulaties meer inzicht krijgen in planologische kwesties zullen de burgers makkelijker betrokken raken bij het proces van de ruimtelijke ordening. Stedelijke belangengroeperingen zullen meer invloed gaan uitoefenen op het besluitvormingsproces.
Het proces van de ruimtelijke ordening treedt naar buiten. Er worden planologische instituten geopend of zelfs geĂŻnverteerd, naarmate de ruimtelijke ordening zich steeds meer ontwikkelt tot het aansturen van een openbaar discussieproces. Stedelijke belangengroeperingen en initiatieven krijgen meer invloed. Planologie, als communicatie met het publiek over onze omgeving, zal steeds belangrijker worden binnen het sociaal-politieke proces van de ontwikkeling van gemeenschappelijke visies.
The information/communication networks also provide platforms for discussion open to the public. A broad range of one-to-one and one-to-many mass media spaces, of digital platforms for public discussion on planning issues, will emerge. Urban interest groups and initiatives will experiment, using elements of the culture of the so-called âvirtual communitiesâ.
Information/communication networks provide the opportunity to involve the public at an early stage in the planning process of big infrastructural works, for instance. Introducing public discussion at an early stage enables a more integrative process of public consensus. It also strengthens the public control of political will and drives the integrative processes of developing visions of the urban environment.
Media spaces, focused on the discussion of the future of our regional (thus transnational) environments will function as generators of local identity (and trust). These media spaces, specialised in the communication of (local/regional) planning issues will become increasingly significant. They will support and enhance the regionalisation of politics, a trend that is emerging as a counterbalance to the developments of economic globalisation.
Met de convergentie van internet en digitale televisie (het âmediamodelâ), zullen we getuige zijn van een heel nieuwe verscheidenheid aan mediacommunicatieruimtes die zich bezighouden met milieukwesties. In de mediaruimtes die gericht zijn op de stedelijke problematiek zal een rationele discussie zich vermengen met de verleidelijke elementen uit de volkscultuur. Deze (infotainment) trend, die deze gespecialiseerde communicatieruimtes aantrekkelijker maakt voor het publiek, is verankerd in de algemene ontwikkeling van de politiek tot mediagebeurtenis en in de samensmelting van de politieke cultuur met de volkscultuur.
Massamediagebeurtenissen, een-op-een of een-op-vele, die bekendheid geven aan stedelijke kwesties (inzake ruimtelijke ordening) of een plaatselijk imagobeleid propageren zullen ontwikkeld worden door onafhankelijke belangengroeperingen en door openbare instanties (waaronder de planologische instituten van de overheid). Deze zullen een meer openbare dimensie aanbrengen in de stedelijke gebeurteniseconomie, samen met de symbolische economieën van toerisme, amusement, cultuur en sport, in strategische samenwerking met geselecteerde particuliere actoren.
Deze mediagebeurtenissen dienen een integraal deel te vormen van het programma van de âhybrideâ (media- en stedelijke) gebeurtenisindustrie. Naast streng digitale discussieplatforms dienen openbare communicatieruimtes op het gebied van de ruimtelijke ordening te worden ontworpen als âhybrideâ ruimtes: openbare digitale/mediacommunicatieruimtes gecombineerd met openbare stedelijke/architectonische ruimtes, welke ook toegankelijk zijn voor de âniet-aangeslotenenâ.
Er dienen plaatselijke stedelijke âhybrideâ centra (als versnelde combinatie van de genetwerkte omgevingen van clubs, de effectenbeurs en het parlement âŠ) ontwikkeld te worden. Dergelijke interfaces tussen publiek, media en de stad kunnen dienen als speciale openbare infrastructuur voor de ruimtelijke ordening van bijvoorbeeld grote infrastructurele werken. Uiteraard kunnen dergelijke stedelijke experimentele zones voor ruimtelijke ordening in eerste instantie getest worden in een eenvoudige virtuele uitvoering (d.w.z. zonder de stedelijke/architectonische infrastructurele equivalenten).
Om de kloof te overbruggen en een verbinding aan te brengen tussen de mediadomeinen (internet, digitale televisie) en de lokale stedelijke content en plaats wordt er een nieuwe, openbare, gecombineerd analoog-digitale infrastructuur geĂŻntroduceerd. Grensvlakken tussen publiek, media en stad, voor iedereen toegankelijke interfaces tussen de mediaruimte en de stedelijke plek.
Door gebruik te maken van het potentieel van de media en het mediaconcept van de telefoon (met zijn een-op-een-communicatie) samen te voegen met dat van de televisie (een-op-allen-uitzendingen) wordt het mogelijk om een vele-op-vele broadcasting- en narrowcastingsysteem te creëren (internet). Lokale uitzendingen kunnen worden versterkt zodat ze tijdelijk meer of minder beslag leggen op de mediaruimte, waardoor een lokaal, dynamisch medianetwerk van onder af wordt opgebouwd.
Een lokaal openbaar interface vormt de primaire basis voor het netwerk van interfaces tussen publiek, media en stad. Deze openbare âaanvoerhuizenâ, gelijkmatig verdeeld over de wijken, zijn âhybrideâ (gecombineerde media- en âechteâ) omgevingen. In deze genetwerkte buurtvoorzieningen (die bijvoorbeeld in de plaatselijke wasserette gesitueerd kunnen zijn) kan het publiek kijken naar de narrowcasting- en broadcastingactiviteiten van andere âaanvoerhuizenâ. Interactieve technologie stelt het publiek in staat om zich in deze uitzendingen te mengen, maar geeft ook de mogelijkheid om direct contact te maken, waardoor een oneindig aantal kleinere netwerken ontstaan binnen het grotere kader van de interfaces tussen publiek, media en stad.
Speciale clubs, verfijndere en grotere versies van de âaanvoerhuizenâ in de wijk, bieden ruimte aan âhybrideâ (gecombineerde media- en âechteâ) openbare gebeurtenis op een grotere stedelijke schaal. In deze âhybrideâ clubs worden programmaâs geselecteerd die een groter publiek verdienen (de selectie vindt plaats uit de programmaâs die bedoeld zijn voor lokale verspreiding). Met de verfijndere zendmogelijkheden die de club ter beschikking staan worden de geselecteerde programmaâs ervaren en getransformeerd zodat ze geschikt zijn voor een massapubliek.
Een op grote schaal verspreide smartcard met âzendtijd voor iedereenâ verschaft u de mogelijkheid om boodschappen te creĂ«ren voor narrow- of broadcasting, en stelt u bovendien in staat om een boodschap (niet die van uzelf) te adopteren door hier extra zendtijd aan te geven. In het âaanvoerhuisâ in de wijk vindt u de programmeerfaciliteiten die nodig zijn om een programma te maken en de middelen om het programma te volgen als het de lucht in gaat. Daarnaast kunt u boodschappen (niet die van uzelf) versnellen door ze met behulp van de speciale smartcard extra zendtijd te geven. En wanneer de sterkte van een boodschap toeneemt stijgen de kansen dat het bericht een veel groter publiek bereikt, meer âaanvoerhuizenâ, een Club, de stad of zelfs het hele land, Europa en de rest van de wereld.
Naarmate de politiek zich verder begeeft in de ruimte van de massamedia wordt het recht van het publiek op directe toegang tot de media, het recht om uit te zenden, steeds belangrijker.
Met het sterker worden van (stedelijke/lokale) belangengroeperingen wordt de verwerking van stedelijke transformaties (wat we tegenwoordig âplanologieâ noemen) steeds meer een openbare aangelegenheid. De verwerking van stedelijke transformaties, de verwerking van het onplanbare, komt steeds centraler te staan in de politiek van de toekomst, in de toekomstige lokaal genetwerkte staat.
Reeds nu is te zien dat burgers meer belangstelling tonen en makkelijker betrokken raken bij de ontwikkeling van hun directe lokaliteiten dan in de abstracte âstaatâ. De publieke betrokkenheid bij het besluitvormingsproces aangaande stedelijke lokaliteiten draagt bij tot deze trend van het regionaliseren van de politiek (als onderdeel van en als tegenwicht voor de globalisering).
De verwerking van stedelijke transformaties gaat een steeds grotere rol spelen in het sociaal-politieke proces van het ontwikkelen van gemeenschappelijke visies. Ruimtelijke âont-ordeningâ, getransformeerd tot een gebeurteniscommunicatie (-ruimte) en amusementszone, wordt een belangrijk element in de steeds verder gemedialiseerde politiek van de toekomst.
8.
Conclusie
Informatie/communicatienetwerken en mediaruimtes hebben wel degelijk invloed op de âechteâ plek. ICT draagt bij tot de transformatie van de stad in een meer heterarchische netwerkstructuur (ânetwerkstadâ) en tot de specialisatie van âechteâ ruimte als ruimte voor fysieke ontmoetingen en ervaringen.
Informatie/communicatienetwerken en mediaruimtes werken in op en versmelten met âechteâ ruimte, waarbij ze een reeks nieuwe âhybrideâ (media- en âechteâ) genetwerkte omgevingen genereren, die variĂ«ren van bijvoorbeeld het genetwerkte huis tot de effectenbeurs, etc..
In deze âdonkere periodeâ van het informatie/communicatietijdperk hebben we nog maar een beperkte ervaring met en inzicht in (de verstrekkende gevolgen van) deze fenomenen. In deze beginfase echter staat de situatie open voor een âmaatschappelijke invulling van de telematicaâ, voor een versteviging van de publieke dimensie van deze mediacommunicatieruimtes.
Publieke actoren (waaronder de planologische instituten van de overheid) dienen daarom invloed uit te oefenen op deze ontwikkelingen. Ze dienen steun te verlenen aan het onderzoek binnen dit nieuwe terrein, dat zich bezighoudt met de interactie tussen planologie en architectuur, niet alleen met informatie/communicatienetwerken (een benadering gebaseerd op technologie) maar ook met de media (een benadering gebaseerd op content, waarbij ook rekening gehouden wordt met ruimtelijke en communicatieaspecten). Er dient onderzoek verricht te worden naar experimentele virtuele bouwzones. Er dienen âhybrideâ (stedelijke en media-) netwerken en âhybrideâ ruimtes (architectonische en media-) te worden ontworpen.
Naast wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs (waarbij wetenschappelijke terreinen gecombineerd worden met artistieke) dienen ideeĂ«n en voorstellen uitgetest te worden in projectmatige experimenten. Voor wat betreft de ontwikkeling van een dergelijk nieuw, dynamisch terrein hebben de methodes voor wetenschappelijk onderzoek en experimentele beproeving wel beperkingen (ze lopen achter de ontwikkelingen aan); daarom dienen ze ondersteund en aangevuld te worden met speculatief, artistiek onderzoek, hetgeen een innovatieve, creatieve methode is voor het verwerken en genereren van het ânieuweâ.
Nederland zou een uitstekende experimentele omgeving kunnen zijn. Ons land combineert een traditie van maatschappelijke tolerantie, een hoog onderwijspeil, een culturele sfeer met een positieve houding ten opzichte van modernisering, een (Europese) creatieve benadering met een experimentele architectonische/urbanistische praktijk. Nederland heeft de mogelijkheid om zich te ontwikkelen tot een dergelijk laboratorium âvoor het onplanbareâ (voor het genereren van het ânieuweâ).
Binnen de context van het ânetwerkâ-paradigma dient aandacht besteed te worden aan het potentieel van informatie/communicatienetwerken als werktuigen voor de planologie. Door het vergemakkelijken van de publieke betrokkenheid draagt ICT bij tot de transformaties in het proces van de stedelijke/regionale ruimtelijke ordening zelf. Zodoende zal de ruimtelijke ordening, onder invloed van ICT en de media, veranderen en ânaar buiten tredenâ, transformeren tot een publieke discussie teneinde consensus te verkrijgen en visies te ontwikkelen op onze omgeving.
Ruimtelijke âont-ordeningâ, getransformeerd tot een gebeurteniscommunicatie (-ruimte), zou zich kunnen ontwikkelen tot een centraal element in de steeds verder gemediatiseerde, geregionaliseerde en geglobaliseerde politiek van de toekomst.
© Sikiaridi / Vogelaar, Amsterdam, maart 2000
9.
Hypotheses
1. Betekenis van de locatie
Met de dankzij ICT toenemende vrijheid van locatiekeuze verdwijnt de betekenis van de locatie voor particulieren en ondernemingen niet maar neemt juist toe.
2. âEchteâ ruimte
ICT draagt bij tot de specialisatie van âechteâ ruimte: âechteâ ruimte krijgt een ander karakter, de heel specifieke eigenschappen als omgeving voor directe fysieke ontmoetingen en ervaringen, als generator van het (intuĂŻtieve) vertrouwen dat nodig is voor maatschappelijke samenhang, komen daarbij sterker naar voren.
3. âHybrideâ ruimte
Er zal een geheel nieuwe reeks zogenaamde âhybrideâ (gecombineerd analoog-digitale, gecombineerd stedelijke en media-) netwerken en -ruimtes ontstaan.
4. “Soft urbanism” / “genetwerkte architectuur”
Er ontwikkelt zich een nieuwe branche in de planologie en vormgeving, waarbij urbanisme en architectuur gecombineerd worden met informatie/communicatienetwerken en mediaruimtes.
5. “IdensityÂź”
âIdensityâąâ wordt voorgesteld als nieuwe categorie voor wat betreft onderzoek en ontwikkeling van de nieuwe âhybrideâ netwerkstad, als conceptueel instrument voor het onderzoeken en ontwikkelen van ruimte in het informatie/communicatietijdperk.
6. Huisvesting
De bestaande trend van meer woonruimte per persoon wordt sterker. Deze trend wordt gecompenseerd door de reeds zichtbare afname van de ruimte die benodigd is voor andere functies, zoals bijvoorbeeld kantoren of winkels.
7. Openbare ruimte
In deze beginfase is er nog steeds gelegenheid voor het versterken van de publieke dimensie van mediacommunicatieruimtes, voor het ontwikkelen van openbare âhybrideâ (âechteâ en media-) netwerken en -ruimtes.
8. Verwerken van verandering
Aangezien de netwerkstad, met haar heterarchische netwerkpatroon, voortdurend aan verandering onderhevig is dienen bij de ruimtelijke ordening van de netwerkstad strategieën en instrumenten ontwikkeld te worden die kunnen omgaan met deze aanhoudende veranderingen.
9. Naar buiten brengen van de planologie
ICT en de media hebben een grote invloed op het proces van de ruimtelijke ordening, doordat ze het mogelijk maken en stimuleren dat het publiek erbij betrokken wordt. De planologie treedt naar buiten. Stedelijke belangengroeperingen en initiatieven krijgen meer invloed. Er worden planologische instituten geopend of zelfs geĂŻnverteerd naarmate de planologie zich steeds meer ontwikkelt tot het aansturen van een openbaar discussieproces.
10. Planologie als gebeurtenis
Mediaâen stedelijke (âhybrideâ) gebeurtenissen die stedelijke kwesties (op het gebied van de ruimtelijke ordening) naar voren brengen of een lokaal imagobeleid propageren zullen ontwikkeld worden door onafhankelijke belangengroeperingen en bij openbare instanties (waaronder de planologische instituten van de overheid).
11. Politiek van de toekomst
De planologie, als communicatie met het publiek over onze omgeving, gaat een steeds belangrijker rol spelen binnen het sociaal-politieke proces van het ontwikkelen van gemeenschappelijke visies. Ruimtelijke âont-ordeningâ, getransformeerd tot een gebeurteniscommunicatie (-ruimte), zal zich ontwikkelen tot een centraal element in de steeds verder gemedialiseerde, geregionaliseerde en geglobaliseerde politiek van de toekomst.
10.
Korte Literatuur Lijst
Voor een beknopte beschrijving van hedendaagse stedelijke tendensen en beleidsprincipes:
Eeckhout, Bart en Steven Jacobs, (1999) âSpaceâ, pp. 15-55 en âCommunityâ, pp. 57-104 in D. De Meyer en K. Versluys (eds.) The Urban Condition: Space, Community and Self in the Contemporary Metropolis, Rotterdam: Uitgeverij 010.
Voor een grondige analyse van de invloeden van ICT op de maatschappij, de economie en de cultuur:
Castells, Manuel (1996) The Rise of the Network Society, Massachusetts: Blackwell Publishers.
Voor een analyse van de interactie tussen telecommunicatie en de stad:
Graham, Stephen en Simon Marvin (1996) Telecommunications and the City: Electronic Spaces, Urban Places, London: Routledge.
Voor een beschrijving van hedendaagse (en toekomstige) invloeden van ICT op de stad:
Mitchell, William J. (1999) E-topia: âUrban life, Jim â but not as we know itâ, Cambridge, Massachusetts: MIT Press.
Over de hedendaagse uitdagingen van het urbanisme (vanuit een Duits gezichtspunt):
Sieverts, Thomas (1999) âDie Stadt der Zweiten Moderne. Eine europĂ€ische Perspektiveâ, pp. 16-25 in P. Neitzke, C. Steckeweh en R. Wustlich (eds.) CENTRUM 1999-2000. Jahrbuch Architektur und Stadt, Basel: BirkhĂ€user Verlag fĂŒr Architektur en GĂŒtersloh: Bertelsman Fachzeitschriften.
Over de crisis met betrekking tot de openbare ruimte:
Sorkin, Michael (ed.) (1990) Variations on a Theme Park: the New American City and the End of Public Space, New York: Hill and Wang.
Nederlandstalige publicaties over projecten op het gebied van âgenetwerkte architectuurâ en âSoft urbanismâ die we sedert 1989 ontwikkeld hebben zijn o.a:
Hinte, Ed van (1995) âMedia Babies â een digitale infrastructuur voor Londenâ, items 14, 6: 22-23,
Sikiaridi, Elizabeth en Frans Vogelaar (1997) âSoft Urbanism â Grensvlakken van publiek, media en stadâ, de Architect 28, 6: 42-47.
Elizabeth Sikiaridi (Professor Ir. architect, UniversitÀt Essen; Hybrid Space Lab, Amsterdam & Berlijn)
Frans Vogelaar (Professor voor Hybride Ruimte/Medialer Raum, Kunsthochschule fĂŒr Medien Köln; Hybrid Space Lab, Amsterdam & Berlijn)
Wat is de toekomst van ruimte in het informatie- en communicatietijdperk?
related PRESS